Campagne Onze Kinderen zijn de Toekomst

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 43 niet laden

De CITO toets, het droombeeld van menig politicus

zaterdag, 05 mei 2012 00:00

citoDe CITO Toets...het droombeeld van menig politicus Onze nieuwsbrief van 5 mei 2012 staat in teken van de vrijheid. Bevrijd kinderen uit het keurslijf...haal het beste uit kinderen naar boven, er is meer dan taal en rekenen, laat ze zijn wie ze zijn!

De CITO toets staat op vele scholen en bij ouders ter discussie, zelf heb ik over dit onderwerp kort met een directeur van een basisschoolschool over deze kwestie gesproken. Ik kreeg te horen dat zij met het voltallige schoolbestuur besloten hebben om eerst de bevindingen van de school over de leerlingen door te sturen naar het voortgezet onderwijs, daarna pas de uitslag van de CITO toets... Het maakt me gelukkig als ik hoor dat er scholen zijn die binnen de opgelegde regels van de overheid toch een weg weten te vinden om leerlingen zo objectief mogelijk te beoordelen om hun eigen wijsheid en talenten in samenspraak met de ouders een optimale kans geven binnen leerwegen...
( op 11 januari 2013 hebben we nog nieuws toegevoegd, lees verder)

Om de lezer van onze nieuwsbrieven en columns een beeld te geven van wat er speelt in Nederland rondom de CITO toets, heb ik diverse ingezonden stukken verzameld, die ik met toestemming mag publiceren...

Ingrid Rouleaux, moeder, auteur en initiator van www.onzekinderenzijndetoekomst.nl Waaronder het landelijke burgerinitiatief TEKEN het Christoffel Appèl, waarin het welzijn van het kind centraal staat.

Is de Citotoets of een andere eindtoets verplicht? Nee...volgens de publicatie van de overheid, gelezen op 11 januari 2012
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/basisonderwijs/vraag-en-antwoord/is-de-citotoets-of-een-andere-eindtoets-verplicht.html

het schijnt nog steeds de goedkeuring van de ouders te zijn om zoon/dochter mee te laten doen aan de CITO-toetsen. Mocht je eraan twijfelen, bezwaar tegen hebben is het mogelijk om hiervoor een brief te gebruiken die www.hetkind.org wordt aangeboden:  http://hetkind.org/2013/01/08/kant-en-klare-brief-voor-ouders-voor-mijn-kind-geen-cito-meer/

Feest in Amsterdam?

In het voorwoord van de 'Kwaliteitswijzer Basisonderwijs Amsterdam' (december 2001) staat dat met trots de eerste kwaliteitswijzer door schoolbesturen van de bijzondere scholen en de gemeente Amsterdam wordt gepresenteerd. Er zou, zo wordt gesteld, behoefte zijn aan een eerlijke vergelijking van de kwaliteit van het onderwijs per school. Het instrument kwaliteitswijzer maakt het mogelijk om resultaten van scholen met een vergelijkbare leerlingenpopulatie vast te stellen. Het streven is erop gericht dat in 2014 geen enkele Amsterdamse school meer als zwak wordt beoordeeld. Ook moeten scholen die voldoende presteren worden geprikkeld om het maximale uit elke leerling te halen. 'Goed is namelijk niet goed genoeg als er meer uit te halen is'.

Voor mij ligt een brochure met 60 pagina's met daarin van alle Amsterdamse basisscholen gegevens over vorderingen. Zou men in Amsterdam eigen opvattingen hebben die bijvoorbeeld afwijken van die van de onderwijsinspectie? Dat blijkt niet het geval. Wie verder kijkt dan het voorwoord ziet al gauw dat Amsterdam de landelijke onderwijspolitiek volgt, zo niet, daarop vooruit loopt. De kwaliteitswijzer is dan ook letterlijk meer van hetzelfde.

De brochure bevat alleen cijfermatige gegevens. Ze hebben betrekking op de beoordeling door de inspectie over de laatste drie jaren, op kenmerken van leerlingen, op rendement in het vo in het licht van het advies in het basisonderwijs, op de eindopbrengsten van wie naar praktijkonderwijs/LWOO, vmbo en havo-vwo, gaan, op de cito-eindtoets (ruwe en gecorrigeerd) en op de tussentijdsopbrengsten op zes gebieden.

Ik vraag de directeur van Jenaplanschool 'De Zevensprong' in Amsterdam, Pieter van Schie voor een gesprek over de kwaliteitswijzer. Hij neemt contact op met de directeur van de Anne Frank Montessorischool, Bas Moll, die graag meedoet. En zo buigen we ons samen over de tekst van de brochure.

De eerste vraag is meteen de belangrijkste. Hebben we hier met een gewenste ontwikkeling te doen? Mijn gesprekspartners zijn het er snel over eens, dat is niet zo. We hebben niet te maken met een authentiek Amsterdams geluid maar met een lokale uitwerking van wat elders al veel eerder is bedacht. 'Elders', niet in Den Haag of Utrecht waar het kabinet en de inspectie beleid bedenken en dat uitvoeren, maar in Engeland en de Verenigde Staten. Daar zijn methodieken ontwikkeld én ingevoerd die het mogelijk zouden maken om uitspraken te doen over de vorderingen van kinderen én tegelijkertijd ook over de school als geheel. De vakgebieden die daarvoor in aanmerking komen zijn - driemaal raden - rekenen en taal. Na tien jaar worden we door critici die aanvankelijk van harte meededen, gewaarschuwd. De smalle focus van het onderzoek naar kwaliteit heeft geleid tot verschraling van het onderwijsaanbod. Een uitbreiding van de tijd aan die vakken besteed leidt niet automatisch tot betere scores. Als daarvan al sprake is bestaat er twijfel over de betrouwbaarheid van de uitkomsten van het onderzoek, zo melden Amerikaanse critici.

Ook in Amsterdam worden belangrijke delen van het voorgeschreven curriculum, uitlopend op een batterij toetsen, genegeerd. Alleen wat hard gemeten kan worden telt. Zo ontbreekt maar liefst meer dan de helft van wat op het gebied van taalonderwijs is voorgeschreven. Niet omdat het ontbrekende onbelangrijk zou zijn maar omdat daarvoor geen toetsen beschikbaar zijn. Dat betekent onder meer dat wereldoriëntatie in het Jenaplanonderwijs en kosmische opvoeding in het Montessorionderwijs geen aandacht krijgen. Ze kennen geen onderwijsinhoudelijke ordening, noch een strikte koppeling van leerstof en leerjaar.

De inspectie hanteert vier categorieën scholen. Op drie daarvan wordt een correctie toegepast. In Amsterdam zijn het er vijf. Beide zijn te grofmazig. Het maakt veel uit of een school net of ruim in een van de groepen terecht komt. Het kan aantrekkelijk zijn om met een kleine en al of niet manipulatieve bijstelling van de gegevens in een andere groep terecht te komen waardoor het oordeel 'zwak' kan worden omzeild. Waarom toch deze aanvechtbare werkwijze? Omdat is gekozen voor een werkwijze waarbij scholen onderling worden vergeleken.

De CITO-eindtoets neemt ook in het Amsterdamse onderzoek naar kwaliteit een belangrijke plaats in. Met een begin- en eindscore zou het rendement van een school berekend kunnen worden. Het is het droombeeld van menige politicus die wil nagaan of gespendeerde gelden terecht ter beschikking zijn gesteld. Zoals bekend kan zijn maakt het CITO bezwaar tegen vergelijkingen en beoordelingen die op deze wijze zijn verkregen. Het instituut heeft boter op het hoofd want het brengt oefenmateriaal uit op een zich uitbreidende markt.

Meer dan twijfelachtig is het opnemen van tussentijdse opbrengsten in het onderzoek naar kwaliteit omdat daarmee wordt uitgegaan van de onjuiste suggestie dat curricula identiek zijn en dat hun opbouw over de jaren heen overal gelijk is. Ongelijkheid in curricula binnen hetzelfde wettelijk kader hebben ten minste twee belangrijke oorzaken. Scholen hebben - tot nu toe en hoe lang nog? - de vrijheid om aan wat is voorgeschreven meer of minder belang te hechten én om het moment van aanbieding van leerstof zelf te bepalen. In het lokale onderwijsconcept worden die keuzen zichtbaar. In de tweede plaats moet het individuele curriculum - geen twee kinderen zijn gelijk – worden aangepast aan de herkomst van ieder kind en diens actuele milieukenmerken. Scholen moeten, bijvoorbeeld, vrij zijn in hun keuze wanneer het eigenlijke proces van leren lezen begint. Die vrijheid kan betrekking hebben op de inhoud van dat onderwijs én op een groep of leerjaar. Met de beoogde komst van een flink deel van kinderen die tot voor kort naar het speciaal onderwijs gingen, passend onderwijs, is het nog veel meer nodig om leerjaar en leerstof te ontkoppelen en om het curriculum te herzien. Op dit belangrijke punt gaan de onderwijsconcepten Jenaplan en Montessori gelijk op. Het heeft er alle schijn van dat het overjarige leerstofjaarklassen systeem in het basisonderwijs binnensluipt.

Het is ernstig dat de bewust gezaaide onrust over de kwaliteit van ons onderwijs ook de ouders heeft bereikt. Vragen over vorderingen van een zoon of dochter zijn vaak door twijfel ingegeven. Het is goed en nodig dat school en ouders een intensief contact met elkaar aan gaan. Het is nodig dat ouders en leraren vóór de binnenkomst van een kind over en weer hun verwachtingen en hun wederzijds aandeel in de opvoeding en het onderwijs, in deze volgorde, met elkaar bespreken en op elkaar afstemmen. De kwaliteitswijzer is ook voor ouders gemaakt. Zij zouden met de gegevens een verantwoorde schoolkeuze kunnen maken. We zullen er kort over zijn. De armoedige opsomming van tientallen getallen draagt niet bij tot wat wenselijk en noodzakelijk is. Voor veel ouders zullen de gegevens onbegrijpelijk.

Het is de vraag of het instrumentarium kwaliteitswijzer verbetering behoeft. Ons antwoord luidt: Neen, zolang de uitgangspunten niet deugen heeft dat geen enkele zin. Scholen hebben er recht op om te worden beoordeeld over de volle breedte van het voorgeschreven curriculum en wat de school er, na verkregen toestemming, daaraan zelf nog toevoegt. In de tweede plaats moet worden afgezien van het vergelijken van scholen waarbij geen of in ieder geval in onvoldoende mate rekening wordt gehouden met gegeven én gekozen verschillen.

Tenslotte een weinig riskante voorspelling. Hoe lang gaat deze kwaliteitsmeter mee? Niet zo lang. Òf het instrument wordt verder ontwikkeld, òf het inzicht breekt door dat een totaal andere benadering van het bevorderen van onderwijskwaliteit noodzakelijk is. In Amerika en Engeland komt men terug op eerder gemaakte keuzen, die behelzen ook de notie dat scholen de vrijheid herkrijgen om de stap te maken van 'het onderwijs' waarin ze zich niet herkennen naar 'onze school'. Het staat vast dat die belangrijke bijstelling zal bijdragen aan het herstel van de motivatie van leraren. Die verdient het om de hoogste prioriteit te krijgen.

En wat te doen met de kwaliteitswijzer? Geef die een prominente plaats: in de vitrine met 'recente aanwinsten' van het onderwijsmuseum.

Ad Boes (www.redhetbasisonderwijs.nl)

Uit een onderwijsforum...

Hallo allemaal,

Onze school heeft besloten CITO-toetsen af te nemen in alle klassen van de onderbouw voor de vakken Nederlands, wiskunde en Engels. Ik heb echter zo mijn bedenkingen bij de manier waarop dit gebeurt en ben benieuwd naar ervaringen van andere scholen.

Mijn eerste vraag betreft de beoordeling van het CITO. De toetsen worden door het CITO nagekeken en beoordeeld met een percentielscore die uitdrukt welk percentage vergelijkbare leeftijdgenoten het beter en slechter doet. Vertalen jullie deze percentielscore in een letter zoals op de basisschool gebeurt, of in een cijfer of geven jullie de percentielscore terug? Onze school heeft besloten dat de percentielscore niet wordt gebruikt voor de terugkoppeling, maar dat het gemiddelde cijfer van onze leerlingen op een 6,7 wordt gesteld en dat op basis daarvan een SO-cijfer wordt berekend. Onze beoordeling drukt dus uit hoe de leerlingen op onze school het ten opzichte van elkaar hebben gedaan en niet hoe ze het ten opzichte van de rest van Nederland hebben gedaan. Het argument is dat de percentielscores altijd geïnterpreteerd moeten worden en de schoolleiding zegt niet te weten hoe dit op een eerlijke en bevredigende manier kan worden gerealiseerd. Ik vind de gekozen oplossing echter weinig bevredigend; zij komt op mij over als een bijzondere vorm van censuur.

De tweede vraag is of jullie het resultaat van de CITO-toetsen als cijfer mee laten tellen voor het rapport. Bij ons gebeurt dat nu dus in de vorm van een SO-cijfer (maar omdat er in de eerste en tweede klas voor het vak Nederlands drie toetsen worden afgenomen, komen er drie SO-cijfers op de cijferlijst terecht). Het argument hiervoor is dat leerlingen anders onvoldoende gemotiveerd zouden zijn om de CITO-toetsen serieus te maken. Ik vraag mij echter af of het niet beter is de resultaten gescheiden te houden van de cijfers die meetellen voor het rapport. Ik ben benieuwd naar jullie reacties.

Met vriendelijke groet, Auke Abma


Reacties:

*Ik neem aan dat je doelt op Cito 0-3. Wij kijken vooral naar de score ten opzicht van de referentieniveaus. Je kunt zo snel zien of een leerling op, boven of onder niveau presteert. Je weet dan of de leerling voor deze onderdelen het basisarrangement moet krijgen of verlengde instructie of verdiept arrangement. Deze resultaten zie je niet in de terugkoppeling die je krijgt van Cito, maar wel als je inlogt op de portal.

Ik hoop dat je hier iets aan hebt.

Met vriendelijke groet, Merel G.


*Het is per definitie onjuist om de CITO-toets scores voor het cijfer te laten meetellen. Het enige (en belangrijke) doel ervan is om van de leerlingen te weten te komen hoe ze er met het getoetste onderdeel (b.v. begrijpend lezen, spelling etc.) voor staan. Om op basis daarvan gerichte maatregelen te nemen. Het is diagnostisch en niet om te meten: formatief en niet summatief. Kortom: niet meetellen als cijfer.

Groeten, Bert de V.


*Uit je mail wordt niet helemaal duidelijk om welk schooltype het gaat. In ieder geval proef ik uit de wens van je directie een kennelijk gemis aan vertrouwen in de professionaliteit van de eigen docenten, die tenslotte uitstekend zelf de niveaus van hun leerlingen kunnen bepalen. Dat je deze oplossing weinig bevredigend noemt lijkt mee een eufemisme. Ook in de politiek is de tendens nu: geef het onderwijs terug aan de docenten. Dit lijkt me het tegenovergestelde. Misschien kan de groep Leraren met Lef je helpen,succes.

Met vriendelijke groet, Jan L.


*Ik kan me jouw bedenkingen wel voorstellen. Het voelt wat oneigenlijk om hier cijfers aan te verbinden. Daar zijn die toetsen toch ook niet voor bedoeld? Ze geven immers inzicht in hoe de leerlingen scoren op bepaalde vaardigheden die je niet concreet oefent in de lessen. Ik zou inzetten op verplichte bijles voor leerlingen die slecht scoren en op 'iets leuks' voor die leerlingen die bovengemiddeld scoren. Op die manier maak je ook gelijk werk van taalbeleid.

Groeten, Hans D.


*Beste Auke en collega's, Wat ik van die CITO-toetsen heb gezien maakt mij als moedertaaldocent niet vrolijk. Het hele taalniveau circus overigens ook niet. Het zal ongetwijfeld met de beste bedoelingen in elkaar gezet zijn, maar vertaalt zich al te gemakkelijk in onderwijs dat gebaseerd is op heilloze deeloefeningen.

Het is de gemakkelijkste weg om leerlingen af te rekenen op spelling, grammatica, stijloefeningen en andere onderdelen waar veel methodeschrijvers zo dol op zijn. En ongetwijfeld ook een heleboel collega's, want je kijkt alles razendsnel na met het antwoordenboekje.

Natuurlijk maak ik mij ook schuldig aan dit reductionistische moedertaalonderwijs. Wanneer het er echter op aan komt om werkelijk te beoordelen hoe een kind in zijn taal zit, zul je toch moeten afgaan op 'complete communicatieve situaties', zoals dat ooit heette. Steeds opnieuw word je verrast door kinderen die een potje maken van de tussen-n of de apostrof-s, maar voortreffelijke brieven weten te schrijven (waar die flauwekul van apetrotse apenrotsen nauwelijks in voorkomt). En ook andersom: brave Hendriken (en vooral Hendrika's) die er weinig van bakken als ze hun taalgevoel moeten inzetten in plaats van hun vermogen om regeltjes te leren.

Kortom: maak niet de vergissing kinderen te beoordelen aan de hand van citotoetsen, tenzij de opgaven tot werkelijk taalgebruik leiden, wat door jou als expert moet worden gewogen op al zijn communicatieve aspecten. Moeizame arbeid, maar het is niet anders.

Moedertaalonderwijs kan niet geoperationaliseerd worden en vervolgens ingevoerd in een computer die uitrekent wat het taalniveau van een leerling is. Laat staan dat op deze manier leerlingen vergeleken kunnen worden. Dit zijn de natte dromen van managers - trap er niet in!

Jacques van den Oever


*Een citoscore of de uitslag van een andere goede taaltoets gebruik je m.i. om het niveau van je eigen leerlingen tegen een landelijke norm aan te houden (mijn excuses voor de formulering). Binnen drie jaar (heb ik mij laten vertellen) wordt dat verplicht in de tweede klas. Het lijkt mij dus niet wenselijk je leerlingen in de eerste voor te houden dat het goed gaat, en in de tweede dan alsnog te moeten vertellen dat het juiste niveau niet hebben. Zelf zou ik die toetsen in de brugklas graag al in september of oktober willen houden. Dan kun je het beginniveau vaststellen (ik vertrouw de basisschoolinformatie niet zo) en weet je waar het aan ligt als de uitslag van de toets in de tweede klas tegenvalt. Verder ben ik vooral geïnteresseerd in de deelscores. Waar moeten we bij welke leerling aan werken? Die test is er in mijn ogen dus meer voor de school dan voor de kinderen. Daarom vind ik het raar om de leerlingen erop af te rekenen door middel van een cijfer. Hebben ze ervoor kunnen leren dan?

Ook voor de kinderen vind ik goede informatie over hun niveau belangrijker dan een cijfer. Maar ja, als je dan toch per se een cijfer wil geven, dan moet het wel een redelijk cijfer zijn en dan kan het zijn dat je de norm een beetje moet optrekken, met redenen omkleed en met de echte informatie ernaast.

Nog een aanvulling op mijn e-mailtje van zojuist. Het is natuurlijk wel zo dat een leerling uiteindelijk wel een bepaald F-niveau moet halen. Het is de vraag of je iemand die de toets in de tweede klas niet haalt met een hoog cijfer voor Nederlands over kan laten gaan naar 3. Dat pleit er weer voor om dit soort toetsen op een bepaald moment juist wel mee te gaan tellen. Met vriendelijke groet, Yke S.


*Beste Yke, Na je vorige mail wilde ik al reageren, maar ik hield me in. Ik zat al aan mijn reactietaks. Nu moet me toch even van het hart dat ik echt verbaasd ben over je vertrouwen in toetsen.

Als je goed scoort voor een toets, heb je alleen maar laten zien dat je goed kunt scoren voor een toets. Dat zegt nog niet zoveel over welke vaardigheid dan ook. Want die getoetste vaardigheid moet je uiteindelijk zelden of nooit tonen in toetsvorm. Over wat een punt zegt over je vaardigheid: zelf heb ik als leerling de overstap gemaakt van 3 atheneum naar 4 mavo (slechte jeugd gehad). Op het atheneum scoorde ik een 9 voor Engels, op de mavo een 6. Een cijfer of score zegt me sindsdien niet zoveel meer. "Na de Citotoets stoppen veel basisscholen met lesgeven," praat je "Maja de B" na. Ik weet niet of je je ooit staande hebt proberen te houden in een klas, waarin je niks zinvols deed: Dat gaat echt niet. Op het vwo, met geconditioneerde leerlingen kom je er een hele tijd mee weg. Op een vmbo (en op de basisschool zitten ze nog allemaal bij elkaar) word je na 50 minuten de klas uitgedragen. Die laatste maanden basisschool: ik had ze mijn kinderen niet willen ontzeggen. Een heerlijk ererondje, verdiend. Grote stappen maken naar volwassenheid, samenwerken, creatief denken, ongehinderd door welke toetsdruk dan ook. Gewoon leren.

Je verwijt basisscholen dat ze zich richten op de Cito, terwijl je nu de VO-taaltoets heel welwillend tegemoet treedt. Denk je dat wij iets anders gaan doen? Je hebt alleen last van niveauverschillen als je meet en dan die verschillen in cijfers op leerlingen gaat plakken.

Stop met meten, laat kinderen groeien, faciliteer die groei. Twijfelachtige variatie op een mooi thema: Alles van waarde is niet toetsbaar. Klopt niet altijd natuurlijk, maar ik wil maar zeggen dat ik me grote zorgen maak om de toetsificering van het onderwijs.

Met vriendelijke groet, Michel P.


Beste Yke, Michel,

Ik wil toch ook nog even reageren op de Cito toetsen in Nederland en nationale toetsen in Vlaanderen en andere Europese landen. Deze toetsen dienen volgens mij helemaal niet het belang van de individuele leerling en de verschillende scholen. Ze zijn er gekomen onder impuls van de Pisa-onderzoeken, die de niveaus van bepaalde vakken in verschillende landen beschrijven en publiek maken. De Pisa onderzoeken zijn een programma van de OECD = "Organisation for Economics Co-operation and Development. Doel: alleen wat de economie stimuleert en het belang van de bedrijven dient is waardevol. Kinderen en jongeren in dienst van de technocratie, men is niet bekommerd om de persoonlijkheidsontwikkeling van onze jongeren. Ik begrijp helemaal niet hoe alle landen in Europa hier zo in meestappen. vriendelijke groeten, Luce


P.S. Als u deze column wilt publiceren of gebruiken voor anderen doeleinden, wilt u ons dan eerst hierover informeren.. wij willen heel zorgvuldig omgaan met de informatie die onze sympathisanten ons toevertrouwd hebben.