Jongens doen het minder goed op school. Maar dat betekent niet dat meisjes nu wél genoeg uit de verf komen.
Op 26 juli 2017 startte SIRE een campagne waarmee de organisatie aandacht vraagt voor jongensgedrag. Daarmee wil SIRE een discussie op gang brengen ‘die er hopelijk voor zorgt dat jongens de ruimte krijgen om zich te ontwikkelen op de manier die het beste bij hen past,’ aldus directeur Lucy van der Helm in het persbericht van SIRE.
Jongens moeten jongens kunnen zijn, zegt SIRE in de gelanceerde campagne. Maar meisjes worden óók niet genoeg op waarde geschat. Om daar verandering in te brengen: het genuanceerde verhaal van hersenwetenschapper Jelle Jolles
Uit de serie School van Raimond Wouda:
Die ontwikkeling van jongens is zeker een probleem. Jongens doen het steeds slechter op Bekijk de cijfers over de prestaties van jongens en meisjes hier.school. Meisjes krijgen op de basisschool gemiddeld een hoger schooladvies dan jongens. Jongens zitten minder vaak op de havo of het vwo, doen minder vaak een universitaire- of hbo-opleiding en als ze het wel doen, doen ze er langer over en maken hem vaker niet af.
Ik merk dit ook bij mijn zoon. Het heeft de afgelopen weken behoorlijk wat tijd gekost om mijn brugklasser op school te houden. Al sinds de basisschool krijg ik hetzelfde verhaal te horen. De docenten vinden dat hij veel beter kan presteren, als hij maar niet zo afgeleid zou zijn en netter zou werken. En daar hebben ze hoogstwaarschijnlijk gelijk in. Maar hij heeft steeds wat anders aan zijn hoofd: luchtdrukgeweren, wandelende nagelborstels, een serie kippencartoons en ga zo maar door.
Ik snap het thema dat SIRE aansnijdt dus goed. Mijn zoon leert inderdaad door te doen. Toch vind ik de campagne te beperkt. Het probleem van de jongens wordt te eenzijdig belicht. En daarmee worden de meisjes tekortgedaan. Want die doen het misschien beter op school, maar dat wil nog niet zeggen dat zij genoeg uit de verf komen. Een voorbeeld: het aantal meisjes dat een exacte studie kiest is in Nederland nog steeds lager dan in het buitenland.
Luister daarom eens naar Jelle Jolles
Om zowel jongens áls meisjes recht te doen, zouden we daarom naar het genuanceerde verhaal van Jelle Jolles moeten luisteren. De hoogleraar neuropsychologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam betoogt: leraren en andere opvoeders moeten de (kleine) hersenverschillen tussen jongens en meisjes erkennen om er op termijn voor te kunnen zorgen dat de verschillen tussen jongens en meisjes veel kleiner worden dan ze nu soms zijn of lijken.
Dat heeft volgens Jolles te maken met drie zaken:
Het verschillende tempo waarin het brein zich ontwikkelt bij jongens en meisjes.
Het feit dat de hersenen zich ontwikkelen door ervaring. Met andere woorden: voor hun ontwikkeling afhankelijk zijn van omgevingsfactoren.
Kleine verschillen in ‘de programmering’ van het brein (die jongens meer dan meisjes aansporen om te bewegen en risico’s te nemen), die een stereotypeversterkend effect kunnen hebben.
Ik loop de punten langs om te laten zien hoe ze invloed hebben op het uiteindelijke gedrag en de uiteindelijke prestaties van jongens en meisjes.
1. Het tempo van de breinontwikkeling
Het brein van jongens rijpt gemiddeld genomen iets langzamer dan dat van meisjes en rijpt daarnaast ook wat langer door, schrijft Jolles in zijn boek Lees hier meer over Het Tienerbrein.Het Tienerbrein. Dat zie je vooral als je kijkt naar de verschillen in taalvaardigheid, het vermogen om te plannen, om intenties van een ander in te schatten en om zich te beheersen.
Uit de serie School van Raimond WoudaUit de serie School van Raimond Wouda
Dat meisjes deze vaardigheden sneller ontwikkelen, wil niet zeggen dat het jongensbrein op jongere leeftijd op alles achterloopt ten opzichte van het meisjesbrein. Jongens zijn meestal wat vlugger als het gaat om bewegingen waarbij je twee dingen tegelijk moet doen - een sprong maken terwijl je aan het skateboarden bent bijvoorbeeld. En ze zijn doorgaans eerder goed in ruimtelijk denken. Verder hebben ze vaak meer controle over hun ledematen.
De les van Jolles: als je kinderen allemaal op hetzelfde tijdstip beoordeelt – bijvoorbeeld aan het einde van de basisschool -, kun je dus een vertekend beeld krijgen van de capaciteiten van jongens en meisjes.
2. Omgevingsfactoren en de programmering van het brein
Hoewel het brein zich langzamer en anders ontwikkelt, is het denkvermogen van mannen en vrouwen als het brein is uitgerijpt (bij vrouwen rond 23 en bij mannen rond 25) nagenoeg hetzelfde, zo valt te lezen in Het Tienerbrein. Maar het gekke is dat als je de beste mannelijke wiskundigen vergelijkt met de beste vrouwelijke wiskundigen, de mannen het toch beter doen.
Zijn de cognitieve vaardigheden van jongens op mathematisch vlak dan toch beter? Dat lijkt er niet op, aldus Jolles. De manier waarop hersenen zich ontwikkelen, is heel erg afhankelijk van de mate waarin ze gestimuleerd en uitgedaagd zijn.
Het zou dus kunnen zijn dat jongens meer geoefend hebben met allerlei vaardigheden die van hen betere wiskundigen maken. Van jongens, wier ruimtelijk inzicht zich doorgaans wat sneller ontwikkelt, verwachten leraren volgens Jolles vaak sneller dat zij goed zijn in de bètavakken. Van meisjes verwachten ze dat minder.
Wat ook een rol speelt volgens hem, is het feit dat hun hersens net wat anders geprogrammeerd zijn dan die van de meisjes. Dit zorgt ervoor dat jongens en meisjes vaak iets verschillende voorkeuren hebben in hun spel. In de tienertijd worden deze voorkeuren nog eens versterkt door geslachtshormonen die – aangestuurd door het brein – een steeds belangrijkere rol gaan spelen.
Dat zit als volgt: omdat jongens meer spiermassa hebben op te bouwen dan meisjes, sporen de mannelijke geslachtshormonen jongens aan om meer te gaan bewegen en meer risico’s te nemen. En meer bewegen en meer risico’s nemen – van muurtjes springen tot skateboarden – zorgt onder andere voor meer ruimtelijk inzicht.
De hersenen van vrouwen stimuleren dit beweeglijke, naar buiten gerichte en ondernemende gedrag minder, meent Jolles. Dit leidt er volgens hem toe dat meisjes eerder in situaties terechtkomen waarin praten belangrijker is dan doen. De taalvoorsprong die meisjes al van nature hebben wordt op die manier dus versterkt. En dat heeft positieve gevolgen voor vaardigheden als zelfreflectie en het vermogen om de bedoeling van een ander in te schatten. Wat weer voordelen heeft in de klas. Meisjes snappen sneller wat een leraar van ze verwacht en doen het dus beter, is de tweede les.
3. Het zelfversterkende effect van de verschillen
Dit verloop van de ontwikkeling van het brein heeft een zichzelfversterkend effect. Zo zullen veel jongens en meisjes die minder geneigd zijn de stereotype lijnen te bewandelen, druk voelen vanuit de omgeving om hun gedrag toch aan te passen. Als het plannen van je huiswerk niet macho is volgens je vrienden, laat je het snel achterwege.
Door deze druk ‘oefenen’ kinderen minder met niet-stereotype vaardigheden, meent Jolles. Wat weer een directe invloed heeft op de ontwikkeling van het brein. En zo kan het gebeuren dat kleine breinverschillen tussen jongens en meisjes worden uitvergroot door allerlei omgevingsfactoren die eigenlijk makkelijk te beïnvloeden zijn.
Wat de SIRE-campagne doet is dus niet fout of onjuist. Maar het is wel onvolledig. Het is een uitvergroting van een onderdeel van een groter probleem: we schatten zowel de jongens áls de meisjes niet genoeg op waarde omdat we voorbijgaan aan kleine breinverschillen en de reacties van de omgeving op die verschillen.
Om jongens én meisjes beter uit de verf te laten komen is het heel belangrijk om ons dat te realiseren. We moeten veel meer doordrongen raken van het feit dat we jongens en meisjes nog niet zo snel vast moeten pinnen op wat ze nog niet zo goed kunnen. Zij zijn namelijk ‘werk in uitvoering.’ Zij kunnen zich vroeger of later nog van alles eigen maken. Mits ze gelegenheid krijgen om te oefenen.
Jolles komt met de volgende tips:
Voor meisjes:
Stimuleer ze om te spelen met lego, blokken en bouwmaterialen. Om op muurtjes te klimmen en in bomen. Dit stimuleert allemaal hun ruimtelijk inzicht dat bij hen pas wat later op gang komt.
Begeleid ze op de middelbare school beter bij het kiezen van een profiel. Dat ze in de onderbouw van het voortgezet onderwijs beter zijn in talen is logisch. Maar het moet geen reden zijn om dús geen technisch profiel te kiezen. ‘Goed in talen’ wil namelijk niet zeggen ‘slecht in techniek.’
Prijs meisjes niet alleen vanwege hun coöperatieve gedrag en het ‘kleuren binnen de lijntjes.’ Stimuleer ze ook om ondernemend te zijn en risico’s te nemen. Bijvoorbeeld: ‘Je kunt ook best iets heel groots bouwen van die bouwmaterialen.’
Voor jongens:
Erken hun behoefte aan bewegen en het nemen van risico’s. Bedenk ook dat ‘druk’ niet per definitie ‘ongeïnteresseerd’ of ‘dom’ betekent. Integendeel: het kan juist positief zijn omdat het een uiting is van nieuwsgierigheid of ondernemingszin. Een iets positievere benadering van dit gedrag draagt bij aan hun zelfvertrouwen en concentratie en kan er voor zorgen dat ze het weer beter doen op school.
Accepteer aan de andere kant asociaal, druk of agressief gedrag niet per definitie ‘omdat het nou eenmaal jongens zijn.’
Stimuleer ze om te oefenen met praten en zich te verplaatsen in een ander. Het is ook goed om jongens hun eigen gedrag te leren verwoorden en de consequenties van hun gedrag benoemen. Dat vergroot hun zelfinzicht.
Help ze plannen. Niet alleen hun huiswerk, maar juist hun gedrag. Laat ze bijvoorbeeld formuleren wat er over een uur gaat gebeuren, een dag, een week of een maand. Daarmee help je ze een mentaal schema ontwikkelen en stimuleer je het denken
BRON:
https://decorrespondent.nl/7122/die-sire-campagne-over-jongens-luister-ook-eens-naar-dit-genuanceerde-verhaal/492849522-92d2d72d